Dinsdag 13 november 2012                                

De scheiding van de Nederlanden.

Enkele opvallende figuren in de strijd tegen de Spanjaarden.

1. Kenau Simonsdochter Hasselaer

2. Piet Hein

3. Willem Van der Marck Lumey

 

KENAU SIMONSDOCHTER HASSELAER    1526 – 1588

 

Dochter van de burgemeester van Haarlem.

Schoonbroer Hadrianus Junius was de lijfarts van Willem van Oranje.

Trouwde met een scheepsbouwer, en toen die stierf nam zij het bedrijf in handen.

Boerde goed en leefde in welstand.

Bouwde vooral schepen (karveelschepen) voor de binnenvaart.

 

BELEG VAN HAARLEM  1572-1573

Levert scheepshout voor de schepen op het Haarlemmermeer.

Vocht actief mee tegen de Spanjaarden: stond aan het hoofd van 300 vrouwen die met brandend stro en gesmolten pek boven op de stadmuren stonden en daarmee de aanvallers bestookten.

Streed ook met spies, geweer en degen.

Zou de hoed van Alva hebben afgeschoten.

Waarom vochten de vrouwen mee? Omdat ze gehoord hadden hoe de Spanjaarden omgingen met vrouwen in veroverde steden.

In 1573 vlucht ze weg uit Haarlem voor de Spanjaarden en gaat naar Zeeland (Middelburg) en krijgt de post van turfweger in Arnemuiden.

Wordt in 1575 beboet omdat ze haar schuttersplicht niet is nagekomen (ze had een man moeten sturen, maar deed dit niet).

In 1579 is ze terug in Haarlem. Als ze later in financiële problemen komt vraagt ze de som van 250 gulden aan het stadsbestuur. Maar dat weigert.

 Letterlijk schrijft zij dat ze ‘ijverig tegen de algemene vijand, de Spanjaarden, … als een goede patriot van deze stad, Haarlem heeft helpen sustineren en volhouden tot op het laatst, toen de stad met het akkoord overgegaan is aan de algemene vijand – God betert’ (gecit. Kurtz, 66-67). Bij die transactie, zo vervolgt Kenau, had zij in de veronderstelling verkeerd dat de stad ieder moment zou worden ontzet, ‘hetwelk, God betert, anders was gelopen’ (ibidem). Vanwege de overgave van de stad had zij Haarlem moeten verlaten, en nu merkt zij dat haar oude buren wel een schadeloosstelling hebben gekregen en zij niet. Daarom verzoekt zij ‘zeer ootmoedelijk’ om haar 250 gulden. Het is een toon die bevreemding wekt omdat het gaat om dé heldin van het Haarlemse beleg. 

 

Emanuel van Meteren (1535-1612) schrijft:

Die van binnen Haarlem hadden ooc een cloecke vrouwe ende eerbaer weduwe, omtrent XLVI jaren out, Kennau genoemt, die dander vrouwen in allen noot aenvoerde ende met eenighe andere veel manlycke daden boven vrouwen aert bedreef op ten vijant, met spiessen, bussen ende sweert, als een man haer behelpende in vrouwelycke habijt.

 

Waarschijnlijk is haar roem geheel terug te voeren op het boekje Historie ende waerachtich verhael van al die dinghen die gheschiet sijn, van dach tot dach, in die lofweerdichste ende vermaerste stadt van Hollandt, Haerlem ghenoemt, in dien tijt als die van den Hertoghe van Alba beleghert was (Delft 1573). Dit boekje, nog tijdens het beleg gepubliceerd, is geschreven door de Friese geleerde Arcerius. Hij noemt Kenau (er staatKenu’) de dapperste van alle Haarlemse vrouwen: ‘een zeer mannelijke vrouw, die met recht een Manninne genoemd mag worden, … [die] met arbeid, wapens en tegenweer het algemene welzijn voorstond en met spijt en schimpen de vijand onophoudelijk tergde’. Deze passage doet vermoeden dat Kenau tijdens haar leven al de reputatie genoot van een sterke, strijdbare vrouw.

 

 

Ze had geen al te goede naam in Haarlem omwille van haar moeilijke karakter.

Ze spande voortdurend processen aan tegen anderen. Ook tegen de stad Haarlem, omdat een vracht hout niet betaald was. Dat hout diende om een galei te bouwen voor de strijd tegen de Spanjaarden.  Pas na haar dood betaalde de stad aan de erfgenamen.

Tijdens een zeereis naar Noorwegen waar zij hout ging inkopen, werd zij door zeerovers vermoord, waarschijnlijk op de terugweg.

 

Nog lang na haar dood sprak men over haar als ‘de heks’.

De naam Kenau is een scheldwoord geworden voor ‘manwijven’.

 

geschiedenis-8e-klas-kenau-portret.jpg

 

geschiedenis-8e-klas-kenau-tekening-beleg-van-haarlem.jpg            geschiedenis-8e-klas-kenau-tekening.jpg

geschiedenis-8e-klas-kenau-schilderij-gevecht-haarlem.gif

 


 

PIET HEIN  1577 –1629

Geboren in Delfshaven op 25 november 1577

Gestorven in Delfshaven op 17 juni 1629

 

In 1598 in Spaanse gevangenschap samen met zijn vader. Werd roeier op een galei in de vloot van SPINOLA, bij Sluis (Zeeland). Kwam pas in 1602 vrij (uitwisseling van krijgsgevangenen).

 

In 1603 is hij als schipper op weg naar Amerika. Wordt gevangengenomen en opgesloten in het fort van Havana (Cuba).

 

In 1607 is hij terug in Nederland en wordt stuurman op een schip van de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie). Vaart naar Goa en Malakka. Strijd met de Bandanezen. Piet Hein wordt bevorderd tot schipper op de Hollandia. Keert in 1611 terug naar Nederland met voor 100.000 gulden kruidnagels in de ruimen. Maar de kruidnagels beginnen te gisten en ter hoogte van de Azoren moet hij ze overboord gooien om brand te voorkomen.

 

Vestigt zich in Rotterdam. Trouwt. Hij is rijk genoeg om een eigen schip te kopen.

 

In 1618 is hij schipper op de Neptunus en komt in Venetië. Wordt daar geronseld door de Venetiaanse regering in de strijd tegen Napels. Hij is niet tevreden met de gang van zaken; laat zijn schip in de steek en gaat over land terug naar huis.

 

In 1623 in dienst van de West-Indische Compagnie. Moet in Brazilië de stad Salvador de Bahia aanvallen. Hij krijgt opdracht om schepen van andere landen aan te vallen. Hij wordt ‘kaper’.

Leidt de aanval op het fort en verovert het in 1624. In 1625 terug in handen van de Spanjaarden. Piet Hein terug naar Nederland, waar hij vereerd wordt met een gouden ereketting en gouden medaille;

 

In 1627 is hij met een vloot weer in Bahia. Hij kan het fort niet innemen omdat hij te weinig manschappen heeft. Maar hij valt 26 Portugese schepen aan die aan de rede liggen. Hij verovert ze, maar zijn eigen schip loopt vast op een zandbank en wordt door de kanonnen van het fort in stukken geschoten. Hijzelf krijgt een kogel in de linkerarm.

De buit is groot: 9 schepen in bezit genomen, de andere 17 verbrand.

2.564 kisten suiker

1.172 huiden

2 slavenschepen uit Angola. Slaven vrijgelaten, maar de meesten stierven al snel aan scheurbuik en PH kon hen niet helpen omdat hij geen citrusvruchten vond.

Terug in Nederland krijgt hij weer een gouden ketting.

 

In 1628 met vloot naar Amerika om de Spaanse vloot met zilver, indigo en cochenille. De Spanjaarden zijn echter gewaarschuwd en de vloot uit Peru bleef in de havens liggen. De vloot uit Mexico is niet gewaarschuwd en vaart uit. PH trekt zich terug bij Havana. De vloot wordt door een storm uiteengeslagen en een deel ervan (15 schepen) komt in Havana terecht, waar ze zonder slag of stoot door Piet Hein geënterd wordt. Opbrengst is geweldig: 11.509.524 gulden (nu ongeveer half miljard euro).

Een van de kleinere schepen voer vooruit en bracht  in november de Staten-Generaal in  Nederland het bericht van de overwinning en de grote buit. Men wilde dit nog geheim houden, maar een drukker publiceerde het verhaal en al gauw was alles in Holland bekend.

PH zelf stak de oceaan over met de vrees dat hij door de Spaanse vloot zou aangevallen worden. Maar de Spaanse koning durfde zo laat op het jaar zijn vloot niet de oceaan opsturen en hoopte dat de Kapers van Duinkerken PH wel zouden tegenhouden.

De Hollanders stuurden drie schepen om PH op te wachten bij Land’s End (Engeland) en een vloot van 10 schepen om de kapers uit Duinkerken het leven zuur te maken. Die 10 schepen keerden echter al snel terug naar Vlissingen zonder slag te leveren tegen de piraten. PH kwam bij een haven in Land’s End en ontmoette er de drie schepen, waarvan de aanvoerder (Johan Evertsen) hem meldde dat hij 27 Duinkerkse kapers had ontmoet en zware gevechten had moeten leveren.

Omdat de Engelsen een verdrag met de Hollanders hadden waarin stond dat zij elkaar hulp zouden bieden, kon PH ongehinderd uit Engeland vertrekken en bereikte hij op 3 januari 1629 Nederland. Hij werd als een volksheld ontvangen. Grote feesten werden ter ere van hem opgezet met banketten en vuurwerk. Toen hij op het stadhuis van Leiden de menigte overzag zei hij:

Siet hoe het volck nu raest, omdat [ick] soo grooten schat t'huys brenghe, [die] daer weijnich voor hebbe gedaen; ende te voren als ick der voor hadde ghevochten, ende verre grooter daden ghedaen als dese, en heeft men sich naeuwlijcks aen mij ghekeert.

Hij krijgt natuurlijk weer een gouden ketting.

HP werd nu luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland en kwam daardoor in dienst van de Hollandse Staten en niet meer van de WIC.

Eind mei 1629 vertrok hij op inspectietocht op het Kanaal om de Duinkerkse kapers te bestrijden, maar hij vond er geen. Ze waren nog niet uitgevaren.

Op de terugtocht ontmoette hij 3 Oostendse kaperschepen. Hij voer tussen de schepen door en liet dan aan 2 kanten de kanonnen het vuur openen. De kapers schoten terug en HP werd door een 8-ponder op de schouder geraakt en stierf ter plekke. Het gevecht werd voortgezet onder leiding van de vlaggenkapitein Maarten Tromp, die de overwinning behaalde. De 3 kaperschepen werden buitgemaakt en alle bemanningsleden werden opgehangen (op de schepen).

PH werd met grote eer begraven op 4 juli 1629 in de Oude Kerk in Delft. Zijn weduwe moest jarenlang aandringen bij het Hollands bestuur om het beloofde marmeren praalgraf te installeren. Pas in 1638 was het klaar. Het staat nu nog in de Oude Kerk in Delft.

Omdat het zilver en de andere schatten voor de Spanjaarden moesten dienen om de oorlog tegen Nederland te bekostigen, was deze overwinning voor Nederland zéér belangrijk omdat de Spanjaarden op vele gebieden de strijd moesten staken.

 

PH werd later (19e eeuw) geëerd in een lied:

Heb je wel gehoord van de zilveren vloot,

De zilveren vloot van Spanje?

Die had er veel Spaanse matten aan boord,

En appeltjes van Oranje.

Piet Hein!, Piet Hein!,

Piet Hein, zijn naam is klein,

Zijn daden benne groot,

Zijn daden benne groot:

Hij heeft gewonnen de Zilveren Vloot,

die heeft gewonnen, gewonnen de Zilveren Vloot.

die heeft gewonnen de Zilvervloot.

 

Tekst van J.P.Heije (1844); muziek van J.J.Viotta (1856)

 

geschiedenis-8e-klas-piet-hein-portret-1625.jpg     geschiedenis-8e-klas-piet-hein-praalgraf-delft.jpg

 

 

WILLEM VAN DER MARCK LUMEY

Geboren in 1542 in Lummen (Lumey)

Gestorven in het Château de Mont-Saint-Martin (Luik)in 1571

 

Toen de graven Egmont en Horne op de Brusselse Grote Markt onthoofd werden zwoer Lumey zijn baard en zijn nagels te laten groeien totdat hij wraak genomen had.

Daaraan dankt hij zijn bijnaam: ‘Overste Langnagel’.

Hij ontwikkelde een enorme haat tegen al wat Spaans en katholiek was.

Hij sluit zich aan bij de protestanten en onderneemt roof- en plundertochten en voegt zich ten slotte bij Willem van Oranje. Hij valt op door zijn wreedheid, zijn enorme gewelddadigheid, moordzucht en afpersingpraktijken.

Hij plundert bijvoorbeeld het nonnenkloooster en een monnikenklooster  van Hoei. Hij mishandelt een monnik door hem aan de staart van een paard te binden.

Willen van Oranje benoemt hem in 1571 tot opperbevelhebber van de vloot der watergeuzen.

Zij maken als piraten de zeeën onveilig – hebben hun uitvalsbasis in Engeland. De Engelse koningin Elisabeth I heeft er op den duur genoeg van en zet hen het land uit.

Ze zwerven over de Noordzee en komen per toeval door een storm in de monding van de Maas terecht. Een veerman vraagt of zij Den Briel komen bevrijden. Dat was niet de bedoeling van Lumey, maar nu hij ontdekt dat er geen Spaans garnizoen was om hem te beletten naar Den Briel te gaan, wil hij het erop wagen. Hij ontscheept de bemanning en trekt naar Den Briel. Op 1 april 1572 nam hij de stad in.

(op 1 april verloor Alva zijn bril).

Vanuit Den Briel en met de steun van Willem de Zwijger (van Oranje), ondernam hij veroveringstochten in de wijde omgeving. Toen Dordrecht zich aan de zijde van Lumey schaarde wist men in Gorkum (Gorinchem) dat ook deze stad zich zou moeten onderwerpen. De katholieken en vooral de priesters en monniken van de stad werden in veiligheid gebracht in de burcht van Turck. Maar ook die werd veroverd en de priesters werden gevangengenomen.

Onder leiding van Lumey werden ze zwaar mishandeld: geslagen, geschopt. Ze werden uitgekleed tot op hun ondergoed en zo in schepen gezet en naar Den Briel gebracht. Daar stond een galg opgesteld. Ze moesten er als in een processie rondlopen en intussen Mariahymnen zingen. Dan moesten ze in processie naar Den Briel zelf, waar ook weer een galg stond. Daar moesten ze het TE DEUM zingen. Daarna werden ze in de gevangenis geworpen.

Katholieken probeerden voldoende geld bijeen te brengen om hen vrij te kopen of probeerden de geuzenhoofdman (Brant) en Willem de Zwijger te overtuigen om de priesters niet ter dood te brengen. Willem de Zwijger gaf toe en stelde een brief op aan Lumey om de gevangenen vrij te laten. Brant bracht de brief naar Lumey. Maar toen deze merkte dat het een kopie was, en niet de originele brief, was hij woedend. Hij voelde zich beledigd. Daarop besloot hij het bevel tot vrijlating naast zich neer te leggen.

Op 9 juli liet hij de gevangenen naar een turfschuur brengen. Aan de dakspanten waren galgen gehangen. Eén voor één werden de priesters opgehangen. Daarna leefden de beulen zich uit op de lichamen van de gestorvenen en verminkten ze.

Op aandringen van enkele vooraanstaande inwoners van Gorkum liet Lumey de lichamen dan toch begraven, in de schuur.

Toen de schuur in 1593 werd afgebroken werden de stoffelijke resten verspreid over verschillende kerken in de Zuidelijke Nederlanden. Daar werden de martelaars van Gorkum als heiligen vereerd.

In Brussel, in de Sint-Nicolaaskerk is er een schrijn met relieken van de ‘martelaars van Gorkum’.

In Den Briel werden nog andere monniken en priesters op de Grote Markt levend verbrand.

Toen Lumey de prior van het Agathaklooster in Delft liet vermoorden was voor Willem de Zwijger de maat vol. Willem was een goede vriend geweest van die prior en logeerde dikwijls in het klooster. Lumey verdween nu zelf in de gevangenis. Hij kon ontsnappen en vluchtte naar het Prinsbisdom Luik, naar zijn burcht en landgoed in Lummen. Maar dat duurde niet lang. Hij bekeerde zich weer tot het katholicisme,kreeg vergeving van zijn misdaden en streed nu in het katholieke kamp tegen de protestanten.

In 1578 sterft hij in de buurt van Luik.

Zijn broer laat hem begraven in Edingen (Enghien).

Zijn eigendommen worden in 1606 verkocht aan de familie Arenberg.

geschiedenis-8e-klas-willem-van-der-marck-lumey-portret.jpg       geschiedenis-8e-klas-martelaars-gorkum-marteling-galg.jpg      geschiedenis-8e-klas-martelaars-gorkum-ophanging-in-turfschuur-den-briel.jpg